Interview: Arvid de Kleijn juicht anders
Het was een schok, waarvan de impact nog niet helemaal duidelijk is. Wielrenner Arvid de Kleijn werd in de nacht van 3 op 4 mei wakker. Op de hotelgang waar de wielerploeg Jo Piels sliep was er lawaai, commotie. Ploegmaat Gijs Verdick bleek een hartaanval te hebben. De jonge renner werd gereanimeerd en naar een ziekenhuis gebracht, maar het mocht niet baten. Een week later overleed hij in een ziekenhuis in Zwolle.
‘Ik kende hem al wel een beetje voordat hij bij onze ploeg kwam rijden. De manier waarop wij koersten leken op elkaar, allebei niet zo groot en aanvallend ingesteld. Maar sinds een half jaar waren we ook nog ploegmaten. We sliepen op een trainingskamp twee weken op dezelfde kamer. Nou, dan leer je iemand wel kennen. We deelden dezelfde passie en het is zo vreemd dat hij er niet meer is. Dat besef dringt maar heel langzaam door.’
Hoe hard het ook is, het leven ging natuurlijk verder. ‘We zijn met de ploeg op de afscheidsceremonie geweest en hebben nog veel contact met zijn ouders. Ik won nadien twee kleine koersen en heb de zeges aan hem opgedragen. Ja, je juicht natuurlijk wel anders na zoiets.’
Zijn topsportloopbaan kwam de afgelopen jaren hortend en stotend op gang. Tot aan het moment waarop Arvid de Kleijn ging studeren aan de ALO had de jonge wielrenner de wind in de rug. Hij was laat begonnen met wielrennen, op zijn zestiende pas. Op het ROC A12 kreeg hij een topsportstatus en zowel in de studie als bij het wielrennen waren de resultaten goed. ‘Er zat wel wat in’, concludeerde hij zelf en toen hij ook nog eens een status als topsporter kreeg van het NOC*NSF leken alle obstakels voor een succesvolle studie gecombineerd met een topsportbestaan uit de weg geruimd. ‘Maar toen begon ik op de HAN in een topsportklas aan de opleiding voor gymleraar. Dat viel erg tegen. De faciliteiten op Papendal waren niet super en de combinatie met het wielrennen wilde me maar niet lukken.’
‘Het was teveel van alles’, vertelt hij met spijt in zijn stem. ‘Die opleiding is fysiek best zwaar. Dan ging ik daarna nog drie, vier uur fietsen. En als ik dan doodmoe thuis kwam, moest ik nog studeren. Dat werd nachtwerk.’ Hij stopte met zijn studie. ‘Ik kon ook niet goed plannen. Daar heeft het ook aan gelegen.’
In zijn wielerloopbaan verliep het heel wat beter. De laatbloeier kreeg vorig jaar een contract bij Jo Piels, een ploeg die hoog aangeschreven staat in de wielerwereld. ‘De mogelijkheden om door te groeien in het wielrennen zijn niet dik gezaaid. Dus ik was heel blij met deze kans. Ik woon nog thuis en kan me richten op het fietsen. Daarnaast geef ik gymles en verzorg ik presentaties en clinics. Het onderwijs zit me in het bloed, mijn ouders geven beiden les.’
Ooit wil hij bij een goede profploeg onderdak vinden. ‘Ik ben een sprinter die ook kleine klimmetjes aan kan. Ik ben nu 22 en investeer alles in het wielrennen. Ik zit nu vaak in de sportschool, en ga ’s middags trainen. Er moet nog meer in zitten. Ik wil er alles voor over hebben.’
Deze zomer gaat hij eerst naar Frankrijk. ‘Op een trainingskamp met jongens uit mijn ploeg en met een paar vrienden. Daarna rij ik een etappekoers en begint het tweede deel van het seizoen. Natuurlijk verandert zo’n gebeurtenis als met Gijs je. Ik ben vaker geneigd om de zaken te relativeren. Dat is gevaarlijk is voor een topsporter, dat besef ik me terdege.’